In 2019 hebben naar schatting 35 duizend mensen eerstelijnsverblijf ontvangen[1]. Dat is nagenoeg hetzelfde aantal als in 2018. Van 2017 op 2018 was nog sprake van een toename met 3 duizend mensen. Ongeveer de helft van de mensen ontvangt hoog-complexe zorg, 30% laag-complexe zorg en een kleine 20% palliatief-terminale zorg.
De gemiddelde ligduur daalt gestaag. In figuur 2 kun je zien dat de ligduur in het eerste kwartaal van 2017 nog 41 dagen beslaat, in 2019 is deze afgenomen tot circa 34 dagen. Uit achterliggende data blijkt dat de daling het grootste is bij hoog-complexe zorg en het kleinste bij palliatief terminale zorg.
Instroom vanuit thuissituatie neemt toe
Als we kijken naar de ‘zorgroute’ die mensen afleggen voordat ze eerstelijnsverblijf ontvangen, dan zien we dat het gros instroomt vanuit het ziekenhuis, het eigen huis en vanuit de spoedeisende hulp (zie figuur 3). Met ‘thuis’ bedoelen we mensen met wijkverpleging, zorg vanuit de Wmo, extramurale behandeling op basis van de subsidieregeling en mensen die geen van de vermelde zorg ontvingen. Het aandeel vanuit de thuissituatie lijkt in de eerste 3 kwartalen van 2019 toe te nemen. Dit beeld kan echter nog veranderen, omdat het derde kwartaal van de ziekenhuisdeclaraties nog niet volledig is gedeclareerd.
Na eerstelijnsverblijf terug naar huis
Op basis van de voorlopige cijfers gaat in de eerste 3 kwartalen van 2019 bijna de helft van de mensen met eerstelijnsverblijf[2] naar huis. Dat is bijna 10%-punt meer dan in 2017. Het deel van de mensen dat wordt opgenomen in een Wlz-instelling neemt met circa 8% af, van 23% in 2017 tot 15% in 2019. De uitstroomcijfers kunnen nog iets wijzigen, maar we verwachten niet dat het beeld verandert, zeker niet bij de uitstroom naar de Wlz.
Géén voorportaal voor Wlz
De cijfers laten zien dat eerstelijnsverblijf in toenemende mate voorziet in de oorspronkelijke bedoeling: tijdelijk verblijf waarbij mensen na een elv-periode weer naar huis gaan. Het eerstelijnsverblijf als voorportaal voor de Wlz-instellingszorg is duidelijk afgenomen. Figuur 5 laat zien dat de regionale verschillen echter groot zijn. Hier kunnen allerlei oorzaken aan ten grondslag liggen, denk bijvoorbeeld aan de beschikbaarheid van voldoende wijkverpleging en/of wmo-zorg.
Figuur 1 Aantal cliënten ELV stabiliseert
Figuur 2 Gemiddelde ligduur ELV neemt af
Figuur 3 Mensen met ELV komen vooral uit het ziekenhuis, thuis of SEH
Figuur 4 Relatief meer mensen terug naar huis na ELV
Noot: Onder heropname vallen hernieuwde opname in het ziekenhuis, geriatrische revalidatiezorg en eerstelijnsverblijf.
Figuur 5 Grote regionale verschillen in uitstroom naar Wlz-instelling, per zorgkantoorregio
- Schatting op basis van de eerste drie kwartalen van 2019. Het vierde kwartaal is nog niet volledig. Het gaat specifiek om het aantal mensen dat in 2019 is gestart met een traject.
- Uitstroom is bepaald op basis van de zwaarste zorg in de 2 weken na eerstelijnsverblijf
Wat is eerstelijnsverblijf?
Eerstelijnsverblijf (ELV) is kortdurend verblijf in een zorginstelling. ELV is bedoeld voor mensen die om een medische reden tijdelijk nog niet of helemaal niet meer thuis kunnen wonen. Eerstelijnsverblijf kent 3 zorgcategorieën: laag complexe zorg, hoog complexe zorg en palliatieve zorg. Laag complex en hoog complex verwijzen naar de zwaarte van de zorg die mensen ontvangen. Laag complexe zorg is kortgezegd alle zorg die door de huisarts geleverd kan worden en zorg die de patiënt ondersteunt bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals wassen en aankleden. Bij hoog complexe zorg gaat het niet om ondersteuning, maar worden dagelijkse levensverrichtingen tijdelijk overgenomen van de patiënt. Ook palliatieve zorg valt onder het eerstelijnsverblijf. Palliatieve zorg omvat alle zorg voor mensen die ongeneeslijk ziek zijn en is er op gericht de resterende levensduur zo aangenaam mogelijk te maken. Vanaf 2017 valt eerstelijnsverblijf onder de basisverzekering. Eerstelijnsverblijf wordt hoofdzakelijk door ouderen gebruikt.